Taalwinkel

Centrale vraag (met deelvragen)

Na het formuleren van de probleemanalyse en de doelstelling volgt het formuleren van de centrale vraag. Dit is de vraag die je in je scriptie gaat beantwoorden. De deelvragen kun je vervolgens afleiden uit de centrale vraag.

Uit de introductie van het onderwerp en de aanleiding voor het schrijven van de tekst volgt vaak automatisch de centrale vraag, die overigens niet altijd in de vorm van een vraag is beschreven.

In deze alinea van je inleiding kun je:

  • de centrale vraag nader specificeren door deelvragen;
  • een definitie geven van de belangrijkste begrippen uit de centrale vraag;
  • de inperking van de centrale vraag aangeven.

Voorbeeld

In deze scriptie zal daarom betoogd worden of een derde alternatief voor de verbinding van de A6 en de A9 een volwaardige optie is. Het gaat hier om het zogenaamde locatiespecifieke alternatief. In dit alternatief wordt uitgegaan van een combinatie van rekening rijden en het oplossen van ernstige knelpunten door bijvoorbeeld lokale uitbreiding van het aantal rijstroken. Welke voor- en nadelen biedt dit alternatief en is het een realistische optie?

Onderdelen van de centrale vraag

Het belangrijkste bij een centrale vraag is dat die zo precies mogelijk is. Daarvoor is het belangrijk dat je weet uit welke onderdelen je vraag bestaat. Meestal zijn dat er drie:

  1. het domein
  2. de afhankelijke variabele
  3. de onafhankelijke variabele.

Soms heeft je vraag geen variabelen, dus dan is er alleen een domein. Dit komt vooral voor bij beschrijvende vragen, waarvoor je alleen literatuuronderzoek doet. We gaan er nu van uit dat je vraag uit alle drie onderdelen moet bestaan.

De drie onderdelen kunnen het beste worden uitgelegd aan de hand van een voorbeeld.

Eerste versie van je onderzoeksvraag

Wat gebeurt er (2) in Nederland (1) als het lang droog is (3)?

We beginnen bij het domein, het gedeelte waar het onderzoek zich afspeelt. In deze vraag is dat: ‘in Nederland’. Vervolgens kijken we naar het tweede onderdeel, de afhankelijke variabele. Dat is hier: ‘Wat gebeurt er’. Deze variabele is altijd afhankelijk van het volgende onderdeel van de vraag, namelijk de onafhankelijke variabele, in dit geval: ‘als het lang droog is’. Ofwel: wat er gebeurt, is afhankelijk van hoe lang het droog is.

Tweede versie van je onderzoeksvraag

Nu je weet wat je domein en je variabelen zijn, kun je per onderdeel proberen de vraag minder vaag, dus meer precies te maken.

  • Het domein was ‘in Nederland’. Dat is nogal een groot gebied; het gaat over alles in Nederland. Een preciezere formulering zou bijvoorbeeld kunnen zijn: ‘de hoger gelegen zandbodems in Noord-Brabant’. Hiermee heb je het gebied kleiner gemaakt en preciezer aangegeven wat je van dat gebied wilt onderzoeken.
  • De afhankelijke variabele was: ‘Wat gebeurt er’. Dat is nog vaag; er kan namelijk van alles gebeuren door droogte: de grond kan scheuren, er kunnen dieren doodgaan, planten kunnen dorst krijgen en er is nog wel meer te bedenken. We maken deze dus preciezer: ‘Wat wordt de opnamecapaciteit van de grond’.
  • De onafhankelijke variabele was: ‘als het lang droog is’. Bij deze variabele kun je jezelf twee vragen stellen om de vraag preciezer te maken: (1) wat is lang en (2) wat is droog? We maken hiervan: ‘bij een totale jaarlijkse neerslag van minder dan 400 milliliter’.

Je uiteindelijke onderzoeksvraag wordt dan:

Wat wordt de opnamecapaciteit van de grond (2) in de hoger gelegen zandbodems in Noord-Brabant (1), bij een totale jaarlijkse neerslag van minder dan 400 milliliter (3)?

Oefening: centrale vraag formuleren

Probeer nu zelf eens een centrale vraag te formuleren, aan de hand van een oefenvoorbeeld. Je zoekt eerst het domein en de variabelen en formuleert vervolgens een tweede (preciezere) versie van deze onderzoeksvraag, waarbij je de richtlijnen in je achterhoofd houdt.

De deelvragen

Met iedere deelvraag behandel je een aspect van de centrale vraag. Als je alle deelvragen hebt beantwoord, heb je als het goed is de centrale vraag beantwoord.

Hoe kom je tot goede deelvragen?

Een aantal deelvragen moet je op de geraadpleegde theorie baseren. Deze deelvragen behandel je in het theoretisch kader. Daarnaast moet je een aantal deelvragen baseren op je empirisch onderzoek. Deelvragen moeten voldoen aan de volgende criteria:

  • Ze overlappen elkaar niet;
  • Gezamenlijk dekken ze het probleem volledig;
  • Ze zijn relevant (ze behelsen begrippen uit de probleemanalyse en de centrale vraag; er worden geen nieuwe onderwerpen aangesneden).

Voorbeeld van een goede centrale vraag plus deelvragen

Welke mogelijkheden heeft de cateraar van de UvA en HvA om de gebruikersbeleving voor de doelgroep te optimaliseren in de toekomst?

  • Welke trends zijn er op het gebied van inrichting?
  • Welke trends zijn er op het gebied van eten?
  • Hoe zijn kantines van concurrenten ingericht (assortiment (diversiteit), de – inrichting van de – ruimte waarin gegeten kan worden inclusief voorzieningen (zoals de aanwezigheid van wifi), de mogelijkheid om in de kantine te eten en om eten mee te nemen, de wachttijden/wachtrijen, de kosten van de producten en de service/klantvriendelijkheid)?
  • Wat zijn de wensen van de doelgroep?

Voorbeeld van een slechte centrale vraag plus deelvragen

Welke mogelijkheden heeft de cateraar van de UvA en HvA om de gebruikersbeleving voor de doelgroep te optimaliseren in de toekomst?

  • Hoe tevreden zijn de klanten van de cateraar van de UvA en HvA op dit moment?
  • Hoe kun je de huidige trends omzetten naar de inrichting van de kantines in de UvA en HvA?

De eerste deelvraag voegt niets toe aan informatie over de mogelijkheden voor de toekomst. De tweede valt buiten de scope van het onderzoek. Deze vraag wordt beantwoord door de opdrachtgever zelf. Jij hoeft alleen een visiestuk te schrijven.

Checklist Formuleren centrale vraag en deelvragen

De hoofdvraag is de centrale vraag die je in het onderzoek probeert te beantwoorden. ja/nee
De hoofdvraag sluit aan op de vraag van de opdrachtgever. ja/nee
De hoofdvraag sluit aan op het doel van de opdracht. ja/nee
De hoofdvraag is duidelijk afgebakend (het onderwerp, de periode of het onderzoeksgebied zijn duidelijk aangegeven). ja/nee
De hoofdvraag is een open vraag (geen ja/nee-vraag). ja/nee
De hoofdvraag is een enkelvoudige vraag. ja/nee
De hoofdvraag en de deelvragen zijn objectief geformuleerd. ja/nee
De deelvragen bevatten geen nieuwe onderwerpen. ja/nee
De deelvragen dekken ieder een ander aspect van het onderwerp. ja/nee
Als alle deelvragen zijn beantwoord, dan kan de hoofdvraag ook worden beantwoord. ja/nee
De deelvragen staan in een (chrono)logische volgorde. ja/nee
Het beantwoorden van de hoofd- en deelvragen is haalbaar binnen de gestelde tijd. ja/nee
Het beantwoorden van de hoofd- en deelvragen is haalbaar met de beschikbare middelen. ja/nee

Meer voorbeelden

Op kennisbank.hva.nl kun je zoeken naar scripties en andere publicaties van studenten en medewerkers van de HvA. Op hbo-kennisbank kun je terecht voor alle publicaties van hogescholen. Het raadplegen van deze databanken kan interessant zijn om inspiratie op te doen voor mogelijke scriptieonderwerpen, maar ook om te bekijken hoe andere studenten hun centrale vraag en deelvragen hebben opgesteld.

Gepubliceerd door  Taalwinkel 13 april 2023