Taalwinkel
Theoretisch kader
In het theoretisch kader ga je je onderzoek inkaderen. Alles draait dus om de theorie in dit hoofdstuk.
Op deze pagina:
Je hebt een voorlopige inleiding, waarin je onder andere je hoofd- en deelvragen hebt genoteerd. Meestal zijn enkele deelvragen gericht op literatuuronderzoek. De resultaten (bronnen) van dat onderzoek beschrijf je in je theoretisch kader. Als je beschrijvende onderzoeksvragen hebt, kun je deze beantwoorden in het theoretisch kader. Daarbij is het belangrijk om de samenhang met je probleemanalyse te laten zien.
Dat je het maar weet: het theoretisch kader is niet het theoretischE kader. Kort samengevat: het kader zelf is niet theoretisch, maar heeft als functie de theorie te beschrijven. Daarom vervalt die -e die je normaal zou schrijven.
Wat is het theoretisch kader?
In het theoretisch kader, ook wel theoretische verkenning of oriëntatie genoemd, beschrijf je de theorie die nodig is om het praktijkprobleem op te lossen. Je zoekt dus als het ware naar het wat van je onderzoek:
- Je bekijkt jouw onderwerp vanuit verschillende theorieën en invalshoeken.
- Je onderbouwt je onderzoeksvragen en definieert kernbegrippen aan de hand van theorie. Later, in je conclusie, kun je de ‘conclusies’ uit je theoretisch kader koppelen aan je resultaten.
- Je definieert van de belangrijkste begrippen die je nodig hebt voor je onderzoek, aan de hand van literatuur van verschillende (toonaangevende) auteurs. Je operationaliseert zodoende begrippen waardoor het onderzoek meetbaar en dus onderzoekbaar wordt.
- Je bakent je onderzoek af (je stelt grenzen aan je onderzoek): wat onderzoek je wel en wat niet?
Voorbereiden: bronnenonderzoek
Uit je theoretisch kader blijkt je onderzoekende houding. Als het goed is, heb je al heel wat bronnen bij elkaar verzameld. Soms blijkt gevonden informatie bij nader inzien toch niet zo relevant als je eerst dacht. Gooi die informatie niet meteen in de prullenbak, maar bewaar deze in een mapje. Misschien heb je er later alsnog wat aan. Probeer in elk geval niet om de informatie toch maar te noemen in je theoretisch kader. Zie het als iets wat je toch maar weer geleerd hebt.
De meeste theoretisch kaders hebben een informatief karakter: je geeft aan wat de theorieën over jouw onderwerp zijn. Je belicht daarbij bijvoorbeeld de verschillende ideeën of definities. Sommige theoretisch kaders zijn echter vooral argumentatief: je stelt een oplossing voor op basis van de bronnen. Je geeft dan dus argumenten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een adviesrapport een logische invalshoek voor je theoretisch kader. Het belangrijkste is en blijft dat je de inhoud van je bronnen in samenhang weergeeft.
Structureren: soorten indelingen
Het is niet de bedoeling dat je alle theorie, per bron, op een rijtje samenvat en doorgaat naar de volgende ronde. Daarmee laat je namelijk niet zien dat je ook begrijpt wat er staat, en hoe je die kennis kunt gebruiken voor jouw onderzoek.
Je gaat daarentegen een 'dialoog' aan met de theorie, waarbij je de verschillende bronnen met elkaar in verband brengt. Je beschrijft wat er al bekend is over het onderwerp, welke opvattingen, theorieën en ideeën er al bestaan. Je geeft ook aan wat er nog niet bekend is en wat dus nieuwe kennis kan opleveren.
Het kan bijvoorbeeld zijn dat je twee theorieën of definities noemt die je vervolgens met elkaar vergelijkt. Als slot van je vergelijking geef je dan aan welke theorie of definitie jij gebruikt in je onderzoek – en waarom je die keuze hebt gemaakt. Het kan dan ook zijn dat je een combinatie van beide theorieën en definities gebruikt, omdat dit beter past bij jouw vragen.
Er zijn verschillende soorten indelingen mogelijk om je theoretisch kader vorm te geven, bijvoorbeeld:
- Per deelvraag: je beschrijft per deelvraag de theorie.
- Thematisch: je beschrijft de theorie telkens voor een bepaald thema.
- Chronologisch: je beschrijft de theorie in de volgorde van je onderzoek, bijvoorbeeld per ontwerpfase waarin je die theorie zult gebruiken.
Het ligt aan de eisen van je opleiding, jouw eigen voorkeur en/of de opzet van je onderzoek welke indeling het beste werkt. Bedenk telkens aan welke ‘kapstok’ je een theorie kunt ‘hangen’: hoort die bij deelvraag/onderwerp/fase X of Y? Sommige theorieën of boeken komen ook meermaals terug, bij verschillende onderdelen binnen je theoretisch kader.
Formuleren: handige zinnen
Het is misschien best lastig om te beginnen, vooral als je niet eerder een theoretische tekst hebt geschreven. De volgende zinnen kun je dan gebruiken, zodat je dat begin maar vast hebt:
- In verschillende studies wordt beweerd dat …, maar uit de studie van X blijkt dat …
- Onderzoekers veronderstellen dat …
- Diverse studies hebben het effect van … op … onderzocht
- Tot nu toe zijn er slechts enkele pogingen gedaan om inzicht te krijgen in …
- Meerdere onderzoeken hebben een significante positieve/negatieve relatie getoond tussen … en …
- Daarnaast is gebleken dat …
- Uit onderzoek naar … is gebleken dat …
- Recente studies laten zien dat …
Kijk voor meer voorbeeldzinnen op de sites van de Universiteit van Tilburg en van de Vrije Universiteit .
Lees vooral ook andere theoretisch kaders van aanverwante onderzoeken. Je kunt hieruit niet alleen nuttige bronnen vinden, maar je leert ook hoe je theorie kunt verwoorden.
Denk er ook aan om al je bronnen meteen bij het schrijven te noteren. Er is weinig tijdrovender dan je bronnen achteraf nog te moeten opzoeken. Probeer daarbij zo veel mogelijk te parafraseren, zodat je laat zien dat je begrijpt wat er staat – en zodat het goed in jouw onderzoek past. Wil je wel citeren, bijvoorbeeld omdat je een definitie geeft? Geef dit dan zoals gebruikelijk duidelijk aan.
Redigeren: checkvragen stellen
Als blijkt dat je een logisch geheel hebt, stel je jezelf tot slot de volgende vragen:
- Heb je de kernbegrippen van je onderzoek beschreven?
- Heb je voor die kernbegrippen relevante theorieën/modellen/bepalende factoren beschreven, zodat de begrippen meetbaar en dus onderzoekbaar zijn?
- Is er al een ander (bestaand) onderzoek en zo ja, verwijs je daarnaar?