Taalwinkel
Taalbeoordelingsformulier: formuleren
De formulering van de tekst is voldoende als toon, woordgebruik en zinsbouw zijn afgestemd op het doel en de lezer.
Op deze pagina:
Toon
Mogelijke feedback over de toon:
- Zorg dat het tekstdoel (bijvoorbeeld informeren of argumenteren) past bij de tekstsoort. In een verslag wil je bijvoorbeeld je lezer informeren en niet overtuigen.
- Zorg dat je taalgebruik past bij het doel. Een voorlichtingstekst heeft bijvoorbeeld een neutrale toon en een wervende tekst een enthousiasmerende toon.
- Zorg dat je woorden en zinnen passen bij je lezers. Je toon is bijvoorbeeld persoonlijk bij een reflectieverslag, formeel bij een rapport, en academisch en vakspecifiek bij een onderzoeksverslag.
- Zorg dat je toon consistent (overal hetzelfde) is, bijvoorbeeld: als je met een zakelijke toon begint, dan is de rest van je tekst ook zakelijk.
- Spreek de lezer alleen aan in een tekstsoort waar dat gebruikelijk is, bijvoorbeeld wel in een brief of voorwoord, maar niet in een verslag.
Woordgebruik (stijl)
Mogelijke feedback over het woordgebruik:
- Let erop dat je (academische en vakspecifieke) woorden en woordcombinaties correct gebruikt.
- Leg begrippen uit die misschien onbekend zijn bij de lezer, bijvoorbeeld nieuwe, vakspecifieke begrippen of definities.
- Schrijf afkortingen bij de eerste vermelding voluit met de afkorting erachter tussen haakjes, bijvoorbeeld 'Bindend studieadvies (BSA)'; daarna mag je de afkorting gebruiken.
- Gebruik de correcte signaalwoorden, bijvoorbeeld 'kortom' bij een samenvatting of conclusie, 'mits' bij een voorwaarde en 'tenzij' bij een uitzondering.
- Gebruik zo veel mogelijk actieve werkwoorden, dus niet: Er wordt in deze paragraaf aangegeven, maar: 'In deze paragraaf staat'.
- Gebruik zo veel mogelijk schrijftaal in plaats van spreektaal, dus niet: We kijken hoe mensen met stress omgaan, maar: 'We observeren hoe mensen met stress omgaan.'
- Gebruik specifieke woorden, dus niet een bepaalde methode, maar: 'de directe-instructiemethode'.
- Varieer in je woorden en vermijd storende herhalingen, dus niet … de Hogeschool van Amsterdam. … In de Hogeschool van Amsterdam, maar: '… de Hogeschool van Amsterdam. In deze hogeschool'.
Zinsbouw (formulering)
Mogelijke feedback over de zinsbouw (formulering):
- Laat onderwerp en persoonsvorm op elkaar aansluiten, dus niet De behoefte van de studenten liggen, maar 'De behoefte van de studenten ligt'.
- Gebruik dezelfde werkwoordstijden in zinsdelen of zinnen die bij elkaar horen, dus niet: toen hij de fout maakte, gaat het mis, maar: 'toen hij de fout maakte, ging het mis.'
- Wissel korte en lange zinnen met elkaar af.
- Zet bij elkaar wat bij elkaar hoort, zeker in lange zinnen, en vermijd tangconstructies, dus niet: We hebben, omdat we hard gewerkt hadden, ons project succesvol afgerond, maar: 'We hebben ons project succesvol afgerond, omdat we hard gewerkt hadden.'
- Gebruik de correcte lidwoorden, dus niet: het alinea maar: 'de alinea'.
- Zorg voor correcte verwijzingen met die, dat of wat, dus niet: het meisje die of het meisje wat, maar: 'het meisje dat'.
- Verwijs naar personen met ‘wie’, dus niet: de opdrachtgever waarvan, maar: 'de opdrachtgever van wie'.
- Zorg dat je onderwerp en/of persoonsvorm op de juiste plek in de zin staan, dus niet: Daarna het protocol trad in werking, maar: 'Daarna trad het protocol in werking' of 'Het protocol trad daarna in werking.'