Taalwinkel

Zelfstandig naamwoord (substantief)

Een zelfstandig naamwoord (substantief) duidt een ding, zaak of toestand aan (en er kan bijna altijd een lidwoord bij). Voorbeelden van substantieven zijn: huis, kat, auto, emmer, liefde, geregel, notulen, Jan, Spanje.

Voor de meeste substantieven kun je een lidwoord zetten: het huis, de kat, een brief, de brieven, het Spanje (van Franco).

Telbare en niet-telbare substantieven

De meeste substantieven kun je in het enkelvoud en meervoud gebruiken. Dat zijn de zogenaamde telbare substantieven (1, 2, 3 en 4). Sommige substantieven zijn niet-telbaar en komen alleen voor in het enkelvoud of alleen in het meervoud (5 en 6).

  1. huis – huizen
  2. auto – auto’s
  3. kat – katten
  4. emmer – emmers
  5. koffie, geregel (geen meervoud)
  6. notulen (geen enkelvoud)

Samenstellingen

Je kunt van twee of drie woorden één woord maken. Je krijgt dan een samenstelling. Bij de samenstelling moet je letten op de volgende punten:

  • Schrijf de woorden altijd aan elkaar (boekenkast, studiefinanciering).
  • Gebruik waar nodig de tussenletters -en (boekenkast) of de tussenletter -e (aspirinefabriek).
  • Gebruik waar nodig de tussenletter -s (bedrijfscorrespondentie).
  • Gebruik waar nodig een koppelteken (hotel-restaurant).
  • boeken + kast = boekenkast
  • studie + financiering = studiefinanciering
  • eerste + jaar + student = eerstejaarsstudent
  • hbo + opleiding = hbo-opleiding
  • massa + ontslag = massaontslag

Twijfel je? Controleer de spelling met behulp van het Groene boekje.

Tip

Lees meer over woordsoorten op Cambiumned . Op deze site vind je ook veel oefeningen.

Gepubliceerd door  Taalwinkel 23 maart 2022