Taalwinkel

Voorzetsel (prepositie)

Voorzetsels (preposities) geven de relatie aan tussen twee elementen in de zin. Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is. 

Voorbeelden van preposities zijn: op, in, voor, naast, zonder, tijdens, door.

De sleutels liggen op de keukentafel.

Mijn portemonnee zit in mijn jas.

De auto staat voor de deur.

Gisteravond zat ik naast je broer.

Waarom eet je patat zonder mayonaise?

Tijdens de feestdagen is de winkel gesloten.

Als je door de gangen van het gebouw loopt, kom je veel bekenden tegen.

Tip

Lees meer over woordsoorten op Cambiumned . Op deze site vind je ook veel oefeningen.

Gepubliceerd door  Taalwinkel 23 maart 2022