Taalwinkel

Voornaamwoorden

Zorg voor een correct gebruik van de voornaamwoorden. Vooral u of zich, dan mij of dan ik, en hen of hun gaan vaak mis. Als een voornaamwoord gecombineerd wordt met een voorzetsel, is het ook belangrijk op te blijven letten.

Tips

  • Bij de Taaladviesdienst van Onze Taal vind je heldere uitleg bij diverse grammaticakwesties, zoals de volgende.
  • Op Cambiumned vind je eveneens heldere uitleg, maar ook oefeningen bij diverse grammaticakwesties.
  • Gebruik je kennis van de grammatica om eventuele fouten in je tekst op te sporen.

U of zich?

Vergelijk de volgende zinnen:

  1. U hebt u vergist.
  2. U hebt zich vergist.

In dit geval moet je kiezen voor zin 1. Dat komt omdat het onderwerp van deze zin ‘u’ de tweede persoon vertegenwoordigt (als beleefde variant van ‘je’). Analoog aan je hebt je vergist wordt de variant met u: u hebt u vergist.

Zin 2 is overigens wel goed als je in plaats van ‘hebt’ kiest voor ‘heeft’. Dat is de vorm die hoort bij de derde persoon (hij, zij, het). In dat geval is ‘u’ een variant op ‘hij’ of ‘zij’. Analoog aan hij heeft zich vergist wordt de variant met u dan u heeft zich vergist.

Dan mij of ik

Vergelijk de volgende zinnen:

  1. Mijn broer is groter dan mij.
  2. Mijn broer is groter dan ik.

Zin 2 is correct. Je kunt dit bij twijfel makkelijk oplossen door de zin, die ingekort is, compleet te maken. Zin 1 levert dan een incorrecte zin op.

  1. Mijn broer is groter dan mij ben
  2. Mijn broer is groter dan ik ben

Hen of hun

De voornaamwoorden hen en hun worden vaak fout gebruikt. Er kunnen zich meerdere problemen voordoen, grotendeels omdat het een kunstmatig onderscheid is, gebaseerd op naamvallen die in het Nederlands nauwelijks meer gebruikt worden.

Er komt steeds meer voorkeur bij taalgebruikers voor hun ten koste van hen. Dat geldt echter vooral voor de spreektaal; in schrijftaal heeft hen vaak de voorkeur.

Zie de volgende zinnen:

  1. Hen moet je niet uitnodigen voor dat feest.
  2. Hun moet je niet uitnodigen voor dat feest.

In deze zinnen vervullen hun en hen de rol van direct object of lijdend voorwerp. De vorm die hierbij hoort, is hen. Hun is de vorm die hoort bij het indirect object of meewerkend voorwerp. Als je voor hen kiest (zin 1), zit je in dit geval goed. Toch zullen nog maar weinig mensen erover vallen als je kiest voor hun (zin 2). In de praktijk is het verschil tussen hen en hun steeds meer aan het vervagen.

De hen/hun-kwestie speelt bijvoorbeeld in de volgende zinnen:

  1. Ik heb hen dat boek pas gegeven.
  2. Ik heb hun dat boek pas gegeven.

In deze zinnen vervullen hen en hun de rol van indirect object of meewerkend voorwerp. De correcte vorm van het indirect object is hun. Zin 2 is dus de beste keus in dit geval.

Maar: wanneer er een voorzetsel of prepositie voor het indirect object staat, dan verandert hun alsnog in hen:

  1. De assistente heeft voor hen een nieuwe afspraak gemaakt.
  2. Zij heeft aan hen het adres gevraagd. of:
    Zij heeft hun het adres gevraagd.

Ook hier zie je in de praktijk dat er voor hun of aan hun wordt gebruikt, zeker in de spreektaal. Hoewel er dus officiële regels bestaan voor het gebruik van hun en hen, is de praktijk dat ze door elkaar worden gebruikt. Daardoor is het vaak verwarrend om ze correct te gebruiken. Heel vaak kun je ook ze gebruiken: Zij heeft ze het adres gevraagd. Dat klinkt iets informeler, maar is wel correct.

Er is één geval waarin je zeker moet opletten met het gebruik van hun:

FOUT Hun komen morgen ook.

GOED Zij komen morgen ook.

In deze zin staat hun op de plaats van het subject of onderwerp. Hoewel ook deze zin door veel Nederlanders goedgekeurd zal worden, moet je het gebruik van hun als subject vermijden in schrijftaal.

Je of jij?

Jij en je betekenen hetzelfde, maar zijn niet geheel inwisselbaar:

  • Je gebruikt je als persoonlijk voornaamwoord zonder nadruk (zin 1). Het is dan een vorm van jij, zonder de nadruk van dat voornaamwoord (zin 2).
  • Als onbepaald voornaamwoord. Je gebruikt je dan om algemene dingen te zeggen die voor iedereen gelden. Hier mag je geen jij gebruiken. (zin 3 en 4).

Deze regel geldt natuurlijk ook voor andere voornaamwoorden, zoals ze en zij. Soms wordt gedacht dat dit te maken heeft met een onderscheid tussen zaken en personen, maar dat is incorrect.

  1. Kom je ook? (zonder nadruk)
  2. Kom jij ook? (met nadruk: jij en niet iemand anders)
  3. Je mag hier niet roken. (algemene regel)
  4. Je kunt in de Eiffeltoren met de lift omhoog. (algemeen geldend)

Herken je de fout?

  1. In dat restaurant kun jij heerlijk eten.
  2. Jij kunt de tijd nu eenmaal niet terugdraaien.
  3. Een kind kun jij iets uitleggen, een hond niet.

Je moet in deze zinnen dus telkens het woordje je gebruiken in plaats van jij:

  1. In dat restaurant kun je heerlijk eten.
  2. Je kunt de tijd nu eenmaal niet terugdraaien.
  3. Een kind kun je iets uitleggen, een hond niet.

Over wat/waarover?

Als je een voorzetsel met een voornaamwoord wilt gebruiken, moet je geen voorzetsel + het, deze/dit of die/dat gebruiken, maar er, hier, daar of waar + voorzetsel. Ingewikkeld? Kijk maar naar de voorbeelden.

Met over

Het is een ingewikkelde kwestie. We discussiëren er al uren over.

  • over de/het → erover (= over de kwestie)
  • over deze → hierover (= over deze kwestie)
  • over die → daarover (= over die kwestie)
  • over wat? → waarover?

Met voor

Ik schrijf een artikel. Daarvoor heb ik gegevens nodig. Of: Daar heb ik gegevens voor nodig.

  • voor het → ervoor (= voor het artikel)
  • voor dit → hiervoor (= voor dit artikel)
  • voor dat → daarvoor (= voor dat artikel)
  • voor wat? → waarvoor?

Herken je de fout?

  1. ‘De wereld draait door’ was een programma naar wat veel mensen keken.
  2. Wat kan ik de computer mee schoonmaken?
  3. Maak een nieuwe map. In dat kun je de documenten het beste opslaan.

De combinaties van voorzetsel en voornaamwoord zijn niet correct gebruikt. Het moet zijn:

  • ... een programma waarnaar heel veel mensen keken.
    Of: ... een programma waar heel veel mensen naar keken.
  • Waarmee kan ik de computer schoonmaken?
    Of: Waar kan ik de computer mee schoonmaken?
  • ... Daarin kun je de documenten het beste opslaan.
    Of: ... Daar kun je de documenten het beste in opslaan.
Gepubliceerd door  Taalwinkel De regels van het Nederlands: Hoofdstuk 26 (Het onbepaalde voornaamwoord). 27 juni 2022