‘Je’ kan op twee manieren gebruikt worden:
1. Als persoonlijk voornaamwoord. Het is dan een vorm van ‘jij’. bijvoorbeeld:
-
Kom je / jij ook?
‘Jij’ heeft nadruk en ‘je’ heeft geen nadruk.
2. Als onbepaald voornaamwoord. Je gebruikt het om algemene dingen te zeggen, dingen die voor iedereen gelden. Bijvoorbeeld:
-
Je mag hier niet roken.
-
Je mag twintig kilo bagage meenemen.
-
Je kunt in de Eiffeltoren met de lift omhoog.
Hier mag je geen ‘jij’ gebruiken.
Oefening: ‘jij’ en ‘je’
Welke fouten staan in onderstaande zinnen?
- In dat restaurant kan jij heerlijk eten.
- Jij kunt de tijd nu eenmaal niet terugdraaien.
- Een kind kan jij iets uitleggen, een hond niet.
Kijk hier voor de antwoorden.
Meer weten over ‘je’en ander onbepaalde voornaamwoorden?
- Zie ‘De regels van het Nederlands’: Hoofdstuk 26 Het onbepaalde voornaamwoord.