Welke vorm krijgen werkwoorden achteraan de zin?
Staan er twee werkwoorden in een zin?
- Eén van deze werkwoorden is de persoonsvorm.
- Is deze persoonsvorm een vorm van ‘hebben’ of ‘zijn’?
- Dan moet het andere werkwoord een voltooid deelwoordsvorm (participium) krijgen, met -t, -d of -en:
Hij heeft/had een nieuwe opdracht bedacht.
Hij heeft/had een nieuwe opdracht geregeld.
Hij heeft/had een nieuwe opdracht gekregen.
Is de persoonsvorm een ander werkwoord?
Dan moet het andere werkwoord de infinitiefvorm krijgen (het hele werkwoord):
Hij mag/mocht een nieuwe opdracht bedenken.
Hij wil/wilde een nieuwe opdracht regelen.
Hij moet/moest een opdracht krijgen.
Hij belooft/beloofde een nieuwe opdracht te regelen.
Staan er meer werkwoorden in de zin?
Dan krijgen de laatste werkwoorden de infinitiefvorm.
Hij heeft/had een opdracht kunnen regelen.
Hij moet/moest een nieuwe opdracht kunnen regelen.
Hij wil/wilde een nieuwe opdracht gaan regelen.
Hij belooft/beloofde een nieuwe opdracht te gaan regelen.